NIEUW! Lees ook de Geschiedenis van de Dapperbuurt!
Het is wel eens goed om te proberen een korte geschiedenis te geven van de huidige polarisatie in Nederland. Mogelijk zijn in andere Europese landen vergelijkbare ontwikkelingen aan te wijzen, waardoor wat meer zicht ontstaat op waar enerzijds deze polarisatie vandaan komt en anderzijds wat oplossingen zouden kunnen zijn. Onderstaand verhaal is natuurlijk niet de laatste waarheid over deze geschiedenis, maar mijn persoonlijke indruk na het bestuderen van een enorme hoeveelheid archiefmateriaal, met name afkomstig uit het onvolprezen KMAN-archief op het IISG. Ik zou het wel leuk vinden als een lezer deze visie eens zou onderzoeken en kijken in hoeverre hij of zij aanvullingen of correcties zou willen aanreiken.
De grote lijn voor Nederland en voor Amsterdam in het bijzonder is dan mijns inziens is dat de buitenlandse werknemers en de Marokkanen in het bijzonder in eerste instantie als goedkope arbeidskrachten naar Nederland zijn gehaald, waarbij het uitgangspunt was dat ze na gedane arbeid weer zouden terugkeren naar het land van herkomst. Deze buitenlandse werknemers werden zo optimaal mogelijk uitgebuit, zowel binnen als buiten de wet (illegalen). Het hoge zieligheidsgehalte van deze buitenlandse werknemers – opgestapeld in slechte pensions – was vooral aantrekkelijk voor mensen die behoefte hadden aan het tonen van hun goede inborst, met name de kerken, maar ook wel voor Telegraaflezers.
De eerste tekenen dat er sprake was van blijvende aanwezigheid zijn er al vanaf begin jaren zeventig. Wanneer illegalen vanaf 1975 massaal gaan proberen alsnog het Nederlanderschap te bemachtigen, wordt geprofiteerd van de zieligheidsfactor (kerken), de zwakke knieen van socialistisch voorman Den Uyl maar tevens van de doorgeslagen revolutionaire gezindheid van de gepolariseerde post-1968 generatie. Deze na het aantreden van het kabinet van Agt verder doorslaande revolutionairen worden vanaf begin jaren tachtig bijgesprongen door de producten van de intrinsiek marxistisch indoctrinerende welzijnsopleidingen. In een monsterverbond van progressieve bewegingen wordt een greep naar de totale macht over de nieuwe groep gedaan. In Amsterdam worden uitsluitend linkse zelforganisaties, die slechts een relatief geringe achterban in eigen kring hebben, de facto aangewezen als alleenvertegenwoordigers, terwijl de moskeeorganisaties langdurig als fascisten worden uitgekreten. De integratie van de nieuwe groepen in de Nederlandse samenleving is daarbij geen item. Sterker nog, de op marxistische basis geschoeide zelforganisaties, die zich echter steeds als democratische organisaties voorstellen, streven een soort alleenheerschappij na over hun achterban en wijzen daarom integratie als wensbeeld nadrukkelijk af. De vraag naar integratie wordt daarbij gepresenteerd als een racistische ontkenning van de eigen etnische identiteit.
De betreffende achterban heeft relatief weinig voeling met hun zogenaamde vertegenwoordigers, maar weet uit sociaal-economische motieven zich in de luwte snel en sterk uit te breiden, met name via gezinshereniging, waarbij zoveel mogelijk broertjes, zusjes, neven en nichten worden meegenomen naar het economisch beloofde land. Geschikt voor het leven in een westers land zijn ze, afkomstig uit een totaal andere omgeving, echter nog niet. In hun religieuze identiteit expliciet en soms hardhandig afgewezen door het linkse monsterverbond sluit men zich op in eigen kring, inclusief moskee. Ontstane problemen door de massale instroom van onmondige vreemdelingen worden vanaf 1980 door de progressieve beweging steevast ontkend en op het saldo van het voortschrijdend fascisme geschreven. Wanneer de boel eind jaren tachtig uit de hand loopt vanwege de negatieve invloed van zeer grote groepen slecht opgeleide en niet in de samenleving geintegreerde jongeren (criminaliteit, vandalisme etc.) wendt een groot deel van de progressieve beweging zich opportunistisch af – het Oostblok is gevallen – terwijl een kleiner deel nog een tijdje – tot op de dag van vandaag – doorgaat met aanklagen vanwege racisme. Het welzijnswerk heeft zich echter breed genesteld, is minder revolutionair en vooral lui geworden, en gaat nog een tijdje door met de subsidieruif leegvreten.
De overheid schudt na 2000 de welzijnswerkers van zich af en distantieert zich van de inmiddels veel overlast gevende groepen. Zelforganisaties worden afgekoppeld. De beschuldigdende vinger gaat nu naar de etnische groepen zelf. Die zijn echter nog lang niet in staat zich beter te gedragen en trekken zich verder terug in hun isolement achter de voordeuren, waarbij de eigen godsdienst een steeds belangrijker rol gaat spelen, ook vanwege de digitale mogelijkheden van de nieuwe netwerksamenleving. Niet in staat hun identiteit op een positieve manier aan de Nederlandse samenleving te verbinden, ontwikkeld die identiteit steeds meer bewust polair ten opzichte van die samenleving. De overheid doet nog een beetje aan pappen en nathouden met een enkel leuk projectje, maar beweert uit opportunistische beweging dat de groepen het nu vooral zelf maar moeten uit gaan zoeken. Dit werkt echter voor een grote groep niet, omdat het gat te groot is. Verdere verwijdering is het gevolg. Dit wordt uitgebuit door divers populistische leiders, die zich tegen immigranten in het algemeen gaan keren.
Wat vandaag de dag nodig is, is niet alleen krachtig politiek leiderschap, maar ook de bereidheid van de Nederlandse samenleving om in te zien dat haar eigen bijdrage aan de ontstane problematiek niet gering is geweest, in plaats van uitsluitend de beschuldigende vinger uit te steken naar de niet geintegreerde groepen. Deze hebben zonder meer extra ondersteuning nodig, met name in sociaal economische zin. Daar dient ruimhartig geld voor worden vrijgemaakt, omdat de investering zich op termijn dubbel en dwars zal terugverdienen.