NIEUW! Lees ook de Geschiedenis van de Dapperbuurt!
Onderstaand kort interview werd dit voorjaar met Ahmed El Mesri gehouden naar aanleiding van een op het programma staande uitgave over de Geschiedenis van de Marokkaanse Indische Buurt. Ahmed El Mesri is de oprichter van de vereniging Assadaaka, Vriendschap, die al 25 jaar als welzijnsorganisatie in de Indische Buurt actief is.
Hoe lang woon je al in de Indische Buurt?
Ik ben in feite al betrokken bij de Indische Buurt sinds ik hier voor de eerste keer, in 1976 op 16-jarige leeftijd kwam te wonen op Halmaheirastraat 67. Dat pand zou later gesloopt worden. Het was midden in de hippietijd.
Waar komt je familie vandaan?
Ik ben uit Tetouan afkomstig, uit een gezin van twee meisjes en vijf jongens. Mijn vader dreef handel in Ceuta en ik had een toeristenwinkeltje in Tetouan met spullen uit Ceuta. Dus ik deed daar wel wat internationale ervaring op. Toen ik in Nederland aankwam sprak ik al Frans, Spaans en Engels. Ik was op dat moment op een soort wereldreis en trok in Europa rond. Later ging ik naar de DSVO om ook Nederlands te leren, ergens bij de Marnixstraat.
Ik reisde in die tijd in het rond en was behoorlijk onrustig. Amsterdam trok. Voordat ik in de Indische Buurt terechtkwam, woonde ik in de Jordaan, in de tuinstraat. Ik had in die tijd ook geen sterke betrekking op de Marokkaanse gemeenschap in Nederland. Daar paste ik niet zo bij. Ik ging wel eens naar een theehuis, maar het zei me persoonlijk allemaal niet zoveel. Het waren in die tijd meest omgeschoolde mensen van het platteland en de bergen. Onder elkaar was er ook veel discriminatie. Mijn vrienden waren meer Engelsen, Fransen, Duitsers, Hollanders etc.
Ik heb begrepen dat een ongeluk jouw leven volkomen heeft veranderd.
Het ongeluk vond in het jaar 1978 plaats, langs de dijk bij Lelystad. Ik was medepassagier. Ik stond toen net op het punt om weer op reis te gaan; de koffer stond al ingepakt. Ik had eigenlijk altijd het idee gehad dat ik mijn toekomst in Marokko lag. Net zoals mijn vrienden dingen opbouwen, projecten doen. Maar daar kwam niets van terecht.
Na het ongeluk kwam ik in het ziekenhuis in Zwolle terecht. Dat was een heel extreme tijd. Ik kon maar een klein beetje Nederlands praten en ik had het zwaar in het ziekenhuis. Er was zelfs een zuster die me sloeg, maar niemand geloofde me. Na drie en een halve maand werd ik doorgestuurd naar een revalidatiecentrum in Leersum.
Ik had hier niemand, geen familie. Het was tijd om me te bezinnen. Ik was wel moslim en geloofde in God, maar ik kon me er in die tijd niet mee verzoenen wat er gebeurd was. Er was niemand.
Later in het revalidatiecentrum ging het wel beter. Ik heb daar anderhalf jaar gezeten. Ook daar kwam nooit familie langs, maar ik maakte er wat vrienden. Eentje zag me zelfs als zijn broer. Een andere vrouw, uit Leersum, die nu 97 is, beschouwde me als haar zoon.
Hoe ben je weer in Amsterdam terechtgekomen?
Bijna twee jaar na het ongeluk kreeg ik een huis in de Bloemenbuurt in Amsterdam Noord, op de begane grond. Daar woonde ik tot 1986. Daar zat ik dan. Ik had alleen een bed, een nachtkastje en een oude tafel. Er was verder niet. Ik heb er twee weken met gesloten gordijnen gezet en ik heb me bezonnen. En toen heb ik een soort roeping gekregen: ga wat doen. In zekere zin heb ik daar vrede gesloten met een stukje eenzaamheid. Ik voelde me bevrijd.
Ik besloot naar het gemeentelijk volwassenonderwijs. Eerst in Noord en later ook in Oost. Mijn houding was veranderd. Ik had een open houding gekregen. Ik ben nog naar een school in Zuid geweest, MAVO/HAVO gedaan. Vandaaruit naar de VU, Sociale Akademie. Daar heb ik allerlei vakken behaald, maar geen diploma’s. Mijn ideaal was nu geworden om hulpverlener te zijn, om mensen zoals mezelf te helpen, mijn lotgenoten.
Dus naast mijn studie begon ik mensen te helpen. Ik ging bijvoorbeeld mensen opzoeken die een ongeluk hadden gekregen, net als ikzelf. Ik ging zieke mensen bezoeken, mensen die hulp nodig hadden en nog meer. Je mag mijn roeping niet religieus noemen, maar ik wil wel iedereen helpen.
Behalve student en hulpverlener was ik in die tijd ook ondernemer. Ik huurde ruimtes die ik inrichtte als Horeca. Dat ging ook goed. Ik had zaken in de Marnixstraat, in de Jordaan en in West. In Oost had ik trouwens geen zaken.
Hoe kwam je weer in de Indische Buurt terecht?
Na Floradorp ben ik in 1986 weer naar de Indische Buurt gekomen. Ik voelde op de een of andere manier een sterke betrekking op Amsterdam Oost. Ik kwam toen in de Madurastraat terecht.
In die tijd startte ik ook diverse migrantenorganisaties. Ik was bij alles en nog wat betrokken. Ik ben medeoprichter en voorzitter geweest van de Marokkaanse Raad Zeeburg, maar ik zat bijvoorbeeld ook bij het Nederlands Centrum voor Buitenlanders. Ik hielp ook andere groepen, zoals Turkse groepen buiten de Indische Buurt en ook Spaanstaligen. Tja, wat nog meer. Ik heb de MAOI opgericht, de Marokkaanse Activiteiten Ouderen Indische Buurt, en SIZIN, een Turkse stichting. Ik ging gewoonlijk overal een jaar of een paar jaar bij, om het op te richten.
Je hebt je grote bekendheid natuurlijk te danken aan Assadaaka. Wil je daar iets over vertellen?
Ik heb Assadaaka in 1991 opgericht. Ik was in die tijd helemaal klaar met het categoraal denken: Marokkaanse clubs voor Marokkanen, Turkse verenigingen voor Turken etc. Ik had ontdekt dat categoraal denken mensen eigenlijk tot patienten maakt. Maar het is juist de bedoeling dat een patient geneest. We moeten het samen doen, niet apart. Ik noemde de vereniging Assadaaka. Dat betekent vriendschap. Terugkijkend was dat misschien een beetje naief en had in de vereniging beter Vriendschap kunnen noemen.
Ik vervul eigenlijk een brugfunctie met Assadaaka, maar het systeem blijft in feite het categoraal denken ondersteunen. Je krijgt het systeem tegen je, maar de categoralen ook. Ik ben vaak getreiterd en ook wel bedreigd. Maar ik heb gewoon doorgezet. Sommige lui komen ook gewoon fysiek dreigen, schelden en zo. De willen koning van hun groep zijn en dat de anderen slachtoffers blijven. Ik ben nooit politiek geweest, maar altijd erg tegen die slachtoffersrol. Mensen komen daar niet verder mee. Mensen moeten niet in hun hok blijven zitten, maar iets gaan doen.
Achmed, bedankt voor dit interview.
NB Binnenkort zal op deze website een meer uitgebreide biografie van Ahmed El Mesri en Assadaaka geplaatst worden. Assadaaka heeft ook een website.
Rogier Schravendeel
EERDERE ARTIKELEN 2016 Interview met Rob van Veelen 2016 Interview met Abdou el Khatabbi 2016 Interview met Ahmed El Mesri 2016 Interview met Mustapha Khaddari 2016 Interview met Gerard van Beusekom 2016 Interview met Ahmed Marcouch 2016 Interview met Jan Beerenhout 2016 Boeken in de Javastraat